Najaarsvergadering 2021

Proceskosten, welk prijskaartje hangt er aan de toegang tot het recht?

  • Vrijdag 10 december 2021
  • Van: 14:00 tot: 17:30

Het recht op toegang tot de rechter is een groot goed. Maar hoe effectief is de toegang tot de rechter als procederen onbetaalbaar is? Rechtzoekenden wenden zich steeds minder tot de rechter. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te wijzen, waaronder de kosten van procederen. Dat doet de vraag rijzen welke rol proceskosten spelen in relatie tot de toegang tot de rechter. Mijden mensen de rechter omdat ze bang zijn dat de kosten de pan uit rijzen? Het maakt ook de vraag actueel of met het bestaande stelsel van gefinancierde rechtsbijstand de toegang tot de rechter voldoende is gewaarborgd. Of zou dit stelsel op punten beter moeten? Wat maakt dat procederen niet zelden tot hoge kosten leidt? Worden zaken niet onnodig omvangrijk en complex gemaakt en hoe wenselijk is het om daar paal en perk aan te stellen? Is vooraf voldoende duidelijk welke stappen in een procedure moeten worden doorlopen en hoeveel tijd en kosten daarmee gemoeid zullen zijn? Zouden die stappen niet meer moeten worden gestandaardiseerd?

Als inleiders zullen optreden prof. mr. dr. J.M. Barendrecht (hoogleraar innovatie van rechtssystemen aan de Tilburg University en R&D Directeur HiiL (Hague Institute for Innovation of Law)), mr. B.J.M. de Leest (advocaat bij Zumpolle Advocaten en Lid Algemene Raad van de NOvA) en mr. H.Th. van der Meer (president van het gerechtshof te Amsterdam en voorheen voorzitter van de Commissie evaluatie puntentoekenning gefinancierde rechtsbijstand).

STELLINGEN MR. H.TH. VAN DER MEER

  1. De kosten van rechtsbijstand zijn voor de gewone burger onbetaalbaar geworden, om welke reden een collectieve voorziening/verzekering verplicht zou moeten worden, zonder welke de vrije toegang tot de rechter tot een illusie is verworden.
  2. Een mogelijke oplossing zou gevonden kunnen worden in het uitbreiden van de dekking van gefinancierde rechtsbijstand tot en met de hogere middeninkomens, met een ‘eigen bijdrage’ op het niveau van de normering van kosten van rechtsbijstand uit ‘Andere tijden’.
  3. Als de advocatuur (de NOvA) in plaats van een bonte verzameling van professionals van allerhande kwaliteit een professionele organisatie wil worden, ontkomt zij niet aan een verplichting tot specialisatie: een professionele eis, die gerechtvaardigd is op basis van verschoningsrecht en verplichte procesvertegenwoordiging).
  4. NOvA en Rechtspraak dienen een systeem van wederzijdse feedback in te richten.

STELLINGEN MR. B.J.M. DE LEEST

  1. Het ‘protocolleren’ van werkzaamheden van een advocaat is niet noodzakelijk en bovendien kan dit de advocaat belemmeren in de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan.
  2. Om ander gedrag van bestuursorganen te bewerkstellingen moet bij een gegrond bezwaar een hogere proceskostenvergoeding worden betaald door het bestuursorgaan dan in beroep (nu is het net andersom).

STELLINGEN PROF. MR. DR. J.M. BARENDRECHT

  1. Het vermogen van het Nederlandse rechtssysteem om de door burgers ervaren rechtsproblemen op te lossen neemt af.
  2. Er ontstaan nieuwe soorten procedures – gericht op overeenstemming, veiligheid en herstel, onder regie van de rechter – die hierop het noodzakelijke antwoord zijn. 
  3. Dit vraagt om een transformatie van de kennisinfrastructuur en de rollen in de rechtspleging, waarin experts in procesrecht een leidende en vooraanstaande rol kunnen vervullen.