Voorjaarsvergadering 2015

Internationaal procederen

  • Vrijdag 5 juni 2015
  • Van: 14:00 tot: 17:30

Als inleiders zullen optreden:

  • drs. A.R.J. Croiset van Uchelen (advocaat te Amsterdam);
  • mr. S.M.C. Nuijten (advocaat te Amsterdam); en
  • W.H.A.M. van den Muijsenbergh (advocaat te Rotterdam).

 

Stellingen mr. drs. A.R.J. Croiset van Uchelen

  1. Wat de common law jurisdicties teveel hebben aan disclosure/discovery, hebben wij (en de civil law jurisdicties i.h.a.) te weinig.
  2. De internationalisering van het rechtsverkeer moet tot convergentie tussen beide systemen leiden, met echter als blijvend verschil dat in de civil law jurisdicties een (volwaardig) inhoudelijk debat in beginsel voorafgaat aan (uitgebreide) disclosure/discovery en daaraan moeten we ook willen vasthouden.
  3. In Nederland leiden enquête-onderzoeken, WOB-verzoeken, ter beschikkingstelling van strafdossiers aan benadeelde partijen, discovery in het buitenland (zoals 28 USC 1782) en (openbare) maatregelen van toezichthouders de facto al tot een grote, maar onevenwichtige mate van (pre-trial) discovery.

Stellingen mw. mr. S.M.C. Nuijten

  1. Nederlandse toezichthouders mogen hun toezichtbevoegdheden niet buiten Nederland inzetten.
  2. Alle (elektronische) informatie die vanuit Nederland kan worden ingezien, moet worden geacht zich in Nederland te bevinden, ongeacht de locatie van de betrokken server.
  3. Nederlandse toezichthouders moeten buitenlandse toezichthouders kunnen verplichten tot invordering van bestuurlijke boetes over te gaan.

 

Stellingen mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh

  1. Aangezien op dit moment nog geen sprake is van een in alle landen van de Europese Unie goed functionerende, onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke macht, is het risico dat het Europees bankbeslag tot misbruik leidt reëel en zal de Nederlandse rechter niet terughoudend moeten zijn om, indien een vermoeden van misbruik bestaat, een ‘openbare orde toets’ te doen.
  2. De in Nederland als basisbeginsel gehanteerde regel dat een debiteur niet tot het stellen van zekerheid kan worden verplicht indien daarvoor geen contractuele grondslag bestaat, dient te worden herzien. In navolging van wat in de Verenigde Staten mogelijk is dient ook de Nederlandse rechter een debiteur te kunnen verplichten tot het stellen van zekerheid op straffe van een sanctie vergelijkbaar met de Angelsaksische sanctie terzake van ‘contempt of court’.